“De Belgische wetgeving laat vrouwen als ik in de steek. Ik snap niet dat anoniem donorschap hier nog de regel is”, vertelt Norah in een reeks getuigenissen in De Morgen van afgelopen weekend. Het debat blijft terugkomen en we blijven al te lang rond de hete brij draaien.

De vraag of we paal en perk stellen aan de anonimiteit van donoren gaat over de vraag of elk kind, elke persoon, het recht heeft om op zoek te gaan naar zijn of haar wortels. Een recht dat alleen de meer dan 60.000 donorkinderen in ons land wettelijk wordt ontzegd. Vandaag kunnen wensouders enkel voor niet-anonieme donoren kiezen als ze een donor gebruiken die ze persoonlijk kennen. Dat is voor velen, om evidente redenen, geen optie. Wie zijn of haar kind het recht wil geven om zijn of haar biologische vader ooit te ontmoeten of minstens informatie op te vragen, kan in ons land niet terecht. Anonieme donatie is in België nog steeds de regel.

Het voortsnellen van de technologie brengt ethische verantwoordelijkheid met zich mee. Fantastisch dat er voor steeds meer koppels met fertiliteitsproblemen toch een oplossing kan worden gevonden. Maar moet dat ons ervan weerhouden ook even stil te staan bij de rechten van de persoon die hieruit geboren wordt? Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Elk kind, elke mens worstelt met deze levensvragen. Elk puzzelstukje is fundamenteel bij het puzzelen aan een eigen identiteit.

Kinderrechtenverdrag

Vandaag weten we dat voor sommige van deze kinderen de drang naar dat ontbrekende puzzelstukje, dat wettelijk achter slot en grendel zit, bepalend groot kan zijn. Een maatschappij die zo goed begrijpt dat mensen er veel voor over hebben om een eigen kind te krijgen moet ook begrijpen dat een kind eenzelfde drang naar zijn of haar genetische kaart kan ontwikkelen in omgekeerde richting.

Artikel 7 van het Kinderrechtenverdrag is alvast kristalhelder. Elk kind heeft recht op afstammingsinformatie, voor zover het (technisch) mogelijk is. Ook de Raad van Europa oordeelde dat lidstaten daarom de opheffing van de donoranonimiteit in de wet betreffende de medisch begeleide voortplanting zouden moeten opnemen. Wetgeving die toegang tot die info verhindert is immers geen technisch probleem, maar een probleem van onwil. Mijn wetsvoorstel daarover dateert al van 2015, maar haalde vooralsnog geen meerderheid.

De geesten lijken wel te rijpen. Het Vlaams afstammingscentrum schoot onlangs uit de startblokken. Eerst bedoeld voor adoptiekinderen, die het recht moeten hebben om hun afkomst te achterhalen, en terecht uitgebreid ondertussen naar donorkinderen. Het centrum vertrekt evenwel van vrijwilligheid. Mensen beslissen dus zelf of ze gezocht en gevonden willen worden. Voor de donoren die in de huidige wetgeving zijn gestapt, is dat absoluut te verantwoorden. Maar is het geen tijd om de breuk te maken? Zodat de toekomstige donorkinderen en hun wensouders, die vaak op termijn getuige worden van de noden van hun kinderen, niet langer dezelfde strijd moeten voeren voor een recht dat ieder ander van ons wél heeft?

De angst voor een daling van het aantal donoren is een vaak gebruikt argument om de stap niet te zetten. Begrijpelijk, maar landen als Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn ons al voorafgegaan en noteren zelfs een stijging van het aantal donoren. Niet-anonieme of ‘open’ donoren hebben over het algemeen een bewuster profiel. Waar vroeger veelal studenten, militairen en assistent-artsen zich geroepen voelden om te doneren, bieden zich in landen zonder anonimiteit vooral idealisten aan die door de eigen ervaringen veel opener staan voor de verzuchtingen van het kind dat uit deze altruïstische daad kan groeien.

Het opheffen van de anonimiteit brengt bovendien geen verplichtingen met zich mee. Iemand die anoniem wil blijven, hoeft niet te doneren. Een kind hoeft later niet op zoek te gaan. Maar de deur blijft, zoals in andere landen, op een kiertje. Dat geeft ook vandaag geen aanspraak op vaderschap of andere legale en financiële consequenties, maar wel het recht op informatie. Met een afstammingscentrum zoals dat in Vlaanderen als tussenpersoon, zodat de nodige psychosociale begeleiding kan worden gegeven, met een trapsgewijze informatiedoorstroming én begeleiding van alle actoren in dit verhaal. In Nederland en de Scandinavische landen werkt het zo.

Verder zie je in deze landen meer openheid tussen wensouders en kinderen over hun verwekking. Een taboe dat verdwijnt omdat het er nooit een had mogen zijn. Veel wensouders beseffen pas als hun kinderen groter zijn dat ze de info niet aan hun kinderen kunnen geven hoewel ze er nood aan hebben. Laat me in één klap ook een ander misverstand uit de wereld helpen. Een donor is en wordt geen ouder. Ouderschap is en blijft, ook met de afschaffing van de anonimiteit, meer dan biologische verwantschap.

Het recht op een kind eindigt waar het recht van het kind wordt geschaad. Er zijn zo van die momenten dat de politiek moet durven knopen door te hakken. Dit is er zo een. Laat ons nu eindelijk de anonimiteit van zaad- en eiceldonoren afschaffen.